In oudere literatuur worden ook de namen Sympecma braueri, Sympecma annulata en Sympecma striata gebruikt. Zelfs worden er allerlei combinaties gebruikt, als Sympecma paedisca annulata, Sympecma annulata braueri en Sympecma annulata striata.
Over de taxonomie van deze soort lijkt nog wel wat te zeggen te zijn. Hiervoor verwijs ik naar Jödicke: Die Binsenjungfern und Winterlibellen Europas.
Winterjuffers zijn van alle andere libellen te onderscheiden door de lange pterostigma's. In rust zijn de vleugels gesloten en liggen langs één kant van het lichaam waarbij de pterostigmata van voor- en achtervleugels nauwelijks overlappen. Op het achterlijf is een torpedo-achtige tekening, wat verwarring met bijv. Watersnuffel kan veroorzaken. Winterjuffers hebben echter nooit lichte vlekken tussen de ogen. De achterlijfsaanhangselen zijn wit, bij vrouwtjes driehoekig, en bij mannetjes naar binnen gebogen (zoals bij Pantserjuffers).
Noordse en Bruine Winterjuffers zijn het beste aan de hand van de tekening op het borststuk te houden. Bij de Noordse Winterjuffer heeft de donkere bovenste band (meestal) een uitstulping naar beneden, terwijl de donkere band daaronder een rafelige indruk maakt en hooguit net zo breed is als de daarboven gelegen lichte band. Deze tekening is echter erg variabel en bij oudere dieren vaak moeilijk te zien.
Zeldzame wintersoort van grote laagveencomplexen.
Noord-Nederland: | Zeldzaam, alleen in ZO Friesland en ZW Drenthe |
---|---|
Nederland: | Zeldzaam, hoofdzakelijk beperkt tot een beperkte straal rondom de Weerribben. |
Vliegtijd: | Voorjaar en najaar ('s winters overwintert de soort in heidevelden, juni en juli is de larventijd) |
Voortplantingsmilieu mn grote laagveencomplexen als Weerribben en Kuinderbos. In oktober verplaatsen de dieren zich naar heideveldjes waar ze ook overwinteren.