Kleine soort met fors achterlijf. Achterhoofd met scherp begrensde gele onderkant (bij oude dieren wordt dit geel donkerder en kan het onderscheid erg lastig zijn). Pterostigma bruin met witte randen (bij jonge dieren wit).
Smalle lichte rugnaad (wordt donkerder bij oude dieren), en smalle lichte schoudernaad die niet tot aan de vleugels doorloopt. Bij oude mannetjes en sommige oude vrouwtjes worden deze helemaal zwart.
Schildje boven de middenpoot grotendeels groen. Groen op het borststuk tot aan de onderste naad. Mannelijke achterlijfsaanhangselen: buitenste licht en binnenste kort en recht. Bij volwassen mannetjes zijn S9, S10, de onderkanten van S1 en S8, en het gebied tussen de vleugels blauw of wit berijpt. Ook de voor- en zijkanten van het nekschild hebben berijping. Vergelijk ook Zwervende Pantserjuffer en het geslachtsoverzicht Pantserjuffers (Lestes).
In Zuid-Europa komt de ondersoort Lestes virens virens voor die bedrieglijk veel op de Zwervende Pantserjuffer kan lijken (inclusief brede schoudernaad en soms zelfs 2-kleurig pterostigma). Zie ook: http://www.aehm-hartung.homepage.t-online.de/lesvire.htm
Vrij algemeen bij dicht met russen en biezen begroeide vennetjes.
Noord-Nederland: | Vrij algemeen in Drenthe. |
---|---|
Nederland: | Vrij algemeen in oost en zuid Nederland. |
Vliegtijd: | juni tot oktober. |
zie boven.