Middelgrote soort met fors achterlijf. Achterhoofd donker, althans niet met scherp begrensde gele onderkant. Pterostigma (bruin-) zwart, evt. met witte randen (bij jonge dieren licht).
Smalle lichte rugnaad (wordt donkerder bij oude dieren), en smalle lichte schoudernaad die niet tot aan de vleugels doorloopt. Bij volwassen mannetjes en veel oudere vrouwtjes worden deze helemaal zwart.
Schildje boven de middenpoot grotendeels groen. Zijkant van het nekschild metallic. Groen op het borststuk tot aan de onderste naad. Bovenkant van S1 met 2 vierkante metalige vlekken. Mannelijke achterlijfsaanhangselen: buitenste donker en binnenste lang en lepelvormig gebogen. Bij volwassen mannetjes zijn S1, het basale 2/3e deel van S2, S8, S9, S10, de onderkanten van S2 en soms S7, en het gebied tussen de vleugels blauw of wit berijpt. Vergelijk ook Gewone Pantserjuffer en het geslachtsoverzicht Pantserjuffers (Lestes).
Vrij zeldzame soort met voorkeur voor tijdelijk droogvallende vennetjes.
Noord-Nederland: | Vrij zeldzaam. |
---|---|
Nederland: | Vrij algemeen. |
Vliegtijd: | juni tot augustus. |
Soort van voedselarme, vaak droogvallende vennetjes (Gewone Pantserjuffer kan veel minder goed tegen uitdroging).