Zoals bij alle Rombouten staan de ogen een eind uit elkaar. Het achterlijf is zwart met een gele lengtestreep die tot bijna het einde doorloopt. De poten zijn zwart-geel gestreept. De onderste zwarte schouderstreep is smal (smaller dan de gele streep er boven), de bovenste veel breder. De middenstreep op de zijkant van het borststuk stopt bij de ronde stip (bij de Plasrombout loopt deze lijn door naar boven), de achterste streep is niet gesplitst (uniek voor de west-europese soorten).
Zeer zeldzame soort van de grote rivieren.
Noord-Nederland: | Afwezig. |
---|---|
Nederland: | Zeldzaam, maar na afwezigheid van bijna een eeuw sinds 1997 toenemend. |
Vliegtijd: | juni tot augustus |
Voortplanting bij de grote rivieren. De dieren sluipen i.h.a. in zeer korte tijd uit, om daarna de voortplantingsplaats te verlaten tot ze geslachtsrijp zijn. In die tijd vaak op tientallen km's afstand van de voortplantingsplaats.