Roodoogjuffers hebben een zwart achterlijf, waarbij de mannetjes een (blauw) lantaarntje op S9 en S10 hebben. Achterhoofdsvlekken zijn afwezig en de ogen zijn bruin, roodbruin of rood.
Mannetjes zijn door de blauwe tekening op het achterlijf goed uit elkaar te houden. Bij de Grote Roodoogjuffer is het blauw op het achterlijf beperkt tot geheel S9 en S10 en is de rest vaak blauw "berijpt". De Kleine Roodoogjuffer heeft blauw op de zijkanten van S2 en S8, en een zwarte X-vormige figuur boven op S10.
Vrouwtjes hebben vaak een onvolledige schouderstreep, en vaak is de zijkant van het borststuk geel. Ook is S10 vaak zwart. Helaas is het enige zekere kenmerk de achterkant van het nekschild, die bij de Grote Roodoogjuffer gelobt is.
Jonge dieren zijn meestal metallic en opvallend fors.
Algemene soort van open wateren.
Noord-Nederland: | Algemeen. |
---|---|
Nederland: | Algemeen. |
Vliegtijd: | mei tot augustus, eerder dan de Kleine Roodoog. |
Open wateren met drijfbladvegetatie, zoals Waterlelie en Gele Plomp, maar minder vaak ook Fonteinkruiden.